Toelichting formulier aanvraag verklaring niet-reinigbaarheid grond

Versie november 2021

Inloggen met eHerkenning

Voor het verwerken van een aanvraag of melding zijn uw persoons- en contactgegevens nodig. Deze dient u eenmalig op te geven. Wanneer u voor de eerste keer inlogt via eHerkenning, dan registreert u deze gegevens. In Inloggen met eHerkenning staat hoe dit proces (Contactgegevens registreren bij eerste inlog; Wijzigen contactgegevens) verloopt. U bent succesvol ingelogd als de inlog-knop is gewijzigd in Uitloggen.

ALGEMEEN

Een verklaring van niet-reinigbaarheid van verontreinigde grond geeft aan dat de desbetreffende partij grond niet reinigbaar noch koud-immobiliseerbaar is tot een nuttig toepasbaar product en leidt voor die partij tot ontheffing van het stortverbod volgens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa).

Een aanvraag voor een verklaring verontreinigde grond voor het Bssa vindt altijd plaats na ontgraving van de grond en op basis van een ex-situ partijkeuring, met uitzondering van:

  • grond met een gemiddeld gewogen asbestgehalte hoger of gelijk dan 100 mg/kg droge stof;
  • residu van de procesmatige reiniging van grond waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan en dat is gereinigd overeenkomstig het bepaalde in BRL SIKB 7500 en SIKB-protocol 7510, door een persoon of instelling die daartoe volgens het Besluit bodemkwaliteit erkend is;
  • grond die in de Ministeriële Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2009 is gekwalificeerd als zijnde evident niet-reinigbaar.

Het formulier 'Aanvraag verklaring niet-reinigbaarheid grond' kunt u gebruiken voor een aanvraag van een verklaring van niet-reinigbaarheid in het kader van het Bssa.
Een aanmelding in het kader van het Bssa wordt door Rijkswaterstaat uitsluitend in behandeling genomen op basis van een ex-situ partijkeuring met monsterneming volgens SIKB-protocol 1001 (2 x 50 grepen van ca. 180 gram per deelpartij van maximaal 2.000 ton) en monstervoorbehandeling en –analyse volgens Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen (AP04).

Grond met een gemiddeld gewogen asbestgehalte hoger of gelijk dan 100 mg/kg droge stof vormt hierop een uitzondering. In geval van met asbest verontreinigde grond kan voor een aanmelding in het kader van het Bssa ook worden volstaan met een in-situ bodemonderzoek volgens NEN 5707 (in geval van < 20% bodemvreemd materiaal) of NEN 5897 (in geval van > 20% bodemvreemd materiaal), aangevuld met in-situ bodemonderzoeksgegevens van overige chemische en fysische parameters. De locatie-inspectie en het veldwerk bij asbest in bodemonderzoek moet in dat geval wel uitgevoerd worden door een persoon of instelling, die daartoe volgens het Besluit bodemkwaliteit is erkend, overeenkomstig SIKB-protocol 2018.

Een beoordeling in het kader van het Bssa of afgifte van een verklaring van niet-reinigbaarheid door Rijkswaterstaat is kosteloos. De termijn van een beoordeling bedraagt maximaal vier weken, als de gegevens volledig en correct zijn aangeleverd.

Wij raden u aan om al tijdens de voorbereiding van de ontgraving rekening te houden met de melding aan Rijkswaterstaat en het verwerkingstraject van de grondstromen. Bij het uitvoeren van bodemonderzoek en het opstellen van een saneringsplan en -bestek kunt u denken aan het volgende:

  • scheiding aan de bron, namelijk het gescheiden ontgraven van partijen met depotbemonstering is vaak de beste methode; de hogere ontgravings- en handlingskosten worden vaak goedgemaakt door de lagere transport-, reinigings- en stortkosten en het elimineren van risico's;
  • inrichting van depots voor een correcte en uniforme kwalificatie van een partij grond. Bij voorkeur op de saneringslocaties en als dit onmogelijk of onwenselijk is bij de beoogde verwerkingslocatie van de grond of op een Tijdelijke Opslag Plaats (TOP).

GEGEVENS ONTDOENER

01 Onder ontdoener verstaat Rijkswaterstaat een aanbieder van een partij grond/afval. Rijkswaterstaat kent aan de ontdoener een blijvend relatienummer toe. Bij volgende aanmeldingen of wijzigingen volstaat vermelding van dit relatienummer. De nummers 02 t/m 04 kunt u dan open laten als er geen veranderingen zijn opgetreden.

02 t/m 04 Algemene gegevens van de ontdoener.

PROJECTADVISEUR / AANVRAGER

09 t/m 12 Onder projectadviseur verstaat Rijkswaterstaat de persoon / instantie / het adviesbureau die namens de ontdoener de aanvraag verzorgt en als correspondentieadres fungeert. Rijkswaterstaat kent aan de projectadviseur een blijvend relatienummer toe. Bij volgende aanmeldingen, wijzigingen of uitbreidingen volstaat vermelding van dit relatienummer. De gegevens bij 10 t/m 12 kunt u dan open laten als er geen veranderingen zijn opgetreden.

13 t/m 15 De contactpersoon, het telefoonnummer en het e-mailadres van de projectadviseur die de aanvraag verzorgt.

PROJECTGEGEVENS

05 Het projectnummer wordt door Rijkswaterstaat toegekend. Als dit nummer bekend is, kunt u het hier invullen. De gegevens bij 06 t/m 08 hoeft u dan niet in te vullen als er geen veranderingen zijn opgetreden.

06 De naam die door de ontdoener aan het project is gegeven.

07 Adres, postcode en plaats van de projectlocatie.

08 De X- en de Y-coördinaat van de locatie zoals deze op de topografische kaart zijn te vinden.

AANVULLENDE INFORMATIE EN TOELICHTING

16 Hier vermeldt u de relevante rapporten met titel, nummer, datum en plaats waar deze rapporten ter inzage liggen en zo nodig de naam van de daarvoor te benaderen persoon. Steekproefsgewijs en bij onduidelijkheden kan Rijkswaterstaat deze rapporten opvragen voor de beoordeling van een partij. Stuur in alle gevallen de volledige rapportage van de partijkeuring toe!

17 Bij de toelichting verstrekt u algemene achtergrondinformatie over historie, bedrijfsvoering, enzovoort. Eventueel gebruikt u hiervoor een kopie van de samenvatting van het nader onderzoek of het saneringsonderzoek.

PARTIJGEGEVENS

Dit onderdeel (kopiëren en) invullen per depot c.q. te onderscheiden partij (zie 'Indelen in partijen'). Bij een aanvraag voor een niet-reinigbaarheidsverklaring moeten partijen groter dan 2.000 ton zijn opgesplitst in deelpartijen van maximaal 2.000 ton.

18 en 19 Naast het partijnummer van de ontdoener, kent Rijkswaterstaat aan elke partij een eigen uniek partijnummer toe.

20 Hier geeft u de totale hoeveelheid materiaal inclusief puin en afval zo goed mogelijk aan, zowel in tonnen als in kubieke meters. Geef ook de gehanteerde omrekenfactor van tonnen naar kubieke meters aan. Zijn puin en afval vóór levering op een bepaalde diameter afgezeefd, dan het afgezeefde deel niet aanmelden. Eventueel bij 46 de gebruikte zeefdiameter aangeven.

21 Geef hier aan wanneer de partij vermoedelijk wordt afgevoerd.

22 en 23 In principe wordt gebruik gemaakt van één grondsoortaanduiding. Alleen in bijzondere omstandigheden, in geval van een sterk heterogene bodemlaag of een sterk heterogeen depot, kunt u één partij met twee verschillende grondsoorten aanmelden.

Naast de indeling van partijen op basis van de grondsoort, moet u vóór ontgraving de partijen ook scheiden op basis van combinaties van verontreinigingen, de mate van verontreiniging en de aanwezigheid van bodemvreemde stoffen (afval, puin). Het indelen van partijen is beschreven in de 'Indelen in partijen'.

De grondsoort geeft u aan met de volgende codes (zie ook de figuren 1 en 2):

Grondsoort
CodeBenaming volgens NEN 5104

%[m/m]

%

<2 µm2-63 µm63-2000 µmOrganische stof
31

zwak tot matig siltig zand

0-5

0-17,5

82,5-100

0-20

21

kleiig zand

5-8

0-12,5

82,5-95

0-20

22

sterk siltig zand tot zwak zandige leem

0-25

9,5-100

0-82,5

0-25

32

sterk zandig tot zwak siltige klei

8-100

0-75

0-92

0-30

41

zwak tot sterk zandig veen

0-8

55-85

15-40

42

zwak tot sterk kleiig veen

5-70

0-75

15-70

43

mineraalarm veen

0-30

0-65

35-100

Partijen met meer dan 50% bodemvreemd materiaal worden door Rijkswaterstaat gekwalificeerd als partijen niet-zijnde grond. Voor dergelijke partijen wordt géén niet-reinigbaarheidsverklaring verstrekt. Rijkswaterstaat gebruikt de volgende codes als een partij voor minder dan 50% uit grond bestaat (zie 43):

Niet-zijnde grond
Code

Omschrijving

Code

Omschrijving

61

Huisvuil

67

Bodemsaneringsmateriaal

62

Bedrijfs- of industrieel afval

81

Slakken

63

Bouw- en sloopafval, puin

82

Sintels, (kolen)as, -gruis

64

Gecombineerde stort

24 Geef het gemiddelde vochtgehalte aan (100 - % droge stof, bepaald volgens NEN-ISO 11465).

25 Geef het gemiddelde organisch stof gehalte aan, bepaald volgens NEN 5754. De pH (0,01 M CaCl2) bepalen volgens NEN-ISO 10390. Het gehalte calciumcarbonaat bepalen volgens NEN-ISO 10693.

26 Geef het gemiddelde lutumgehalte en de fractieverdeling van de minerale delen (0 – 2000 µm) aan. Het lutumgehalte (uitgedrukt in % d.s.) bepalen volgens NEN 5753. De fractieverdeling ook bepalen volgens NEN 5753 (met destructie, met behulp van zeef en pipet, inclusief de fractie > 2 mm) en berekenen als massapercentage van de som van de minerale delen (zie bijlage C.3 van NEN 5753). Minimaal één fractieverdeling bepalen per (deel)partij van maximaal 2.000 ton.

27 Dit betreft de minerale delen < 2 mm. samen met organische stof en CaCO3 en eventueel aanwezige grind met een diameter van 2 tot 63 mm. en schelpen; dit is een bepaald percentage van de totale hoeveelheid droge stof.

28 Rijkswaterstaat gaat ervan uit dat de partij zo mogelijk wordt gezeefd op 32 mm en in ieder geval op 80 mm. Vermeld daarom op basis van visuele waarnemingen, de zeefcurve en boorstaten een schatting van de gehaltes voor de fracties van 2-32, 32-80 en >80 mm. Met puin wordt het gehalte aan steenachtig materiaal bedoeld.

29 en 30 Onder afval verstaat Rijkswaterstaat bodemvreemde stoffen (uitgezonderd puin) zoals slakken, sintels en kooldeeltjes, ijzerdelen, boomstronken, begroeiingsresten, plastics, huisvuil e.d.
Het percentage bodemvreemd materiaal (b) kan worden aangegeven door sommatie van het percentage puin en afval. Als het percentage bodemvreemd materiaal is aangegeven, dan is de totale partij bestaande uit grond (a) en bodemvreemd materiaal (b) voor 100% benoemd. Deze 100% is dan de totaal bij 20 aangemelde hoeveelheid.

31 Bij de omschrijving afval geeft u een beschrijving van het afval, bijvoorbeeld soort, verspreiding, grootte, uitzeefbaarheid en dergelijke. Eventueel de gebruikte zeefdiameter aangeven.

32 Hier geeft u de verontreinigingen van de partij aan:

Verontreinigingstype

Bij elk verontreinigingstype (Vt.) hoort een code; deze codes staan vermeld op bijgaande lijst.

Concentratie

Bij de concentratie (Conc.) geeft u de gemeten concentraties op van de verontreinigende stoffen (in mg/kg d.s.). Deze concentratie is het ‘gewogen gemiddelde‘ van de analyses van de partij. In geval van een depotkeuring met twee mengmonsters is het gewogen gemiddelde identiek aan het rekenkundig gemiddelde.

Minimum / maximum

Hier geeft u de gemeten minimale (Min.) en maximale (Max.) waarden (in mg/kg d.s.) aan.

Aantal analyses

Bij Nan vermeldt u het aantal analyses dat op de partij betrekking heeft. Bij Nmm vermeldt u het aantal grepen per monster van het depotonderzoek of in geval van een bodemonderzoek het aantal deelmonsters per samengesteld monster.

33 Hier kunt u aangeven welke monsternemingsstrategie is gehanteerd en met welke kwaliteitsniveau de monstervoorbehandeling en -analyses zijn uitgevoerd.
Een aanvraag voor het Bssa voor een niet-reinigbaarheidsverklaring moet altijd (met uitzondering van grond met een gemiddeld gewogen asbestgehalte hoger of gelijk dan 100 mg/kg droge stof) ex-situ in depot worden gekeurd volgens SIKB-protocol 1001 (2 x 50 grepen van ca. 180 gram per deelpartij van maximaal 2.000 ton) en monstervoorbehandeling en –analyse volgens  AP04.

34 Per partij ondertekenen. Rijkswaterstaat neemt alleen volledig ingevulde en ondertekende formulieren in behandeling.

Naast het ingevulde formulier 'Aanvraag verklaring grond' moet u bij iedere partij standaard een aantal begeleidende documenten meesturen, te weten:

  • kopie van het monsternameplan
  • kopie van het monsternameformulier
  • kopieën van de analysecertificaten van het laboratorium
  • plattegrond van de depotlocatie
  • foto’s van de bemonsterde depots

In geval van asbesthoudende grond die op basis van een in-situ bodemonderzoek wordt aangemeld moet u altijd een volledig exemplaar van het rapport asbestonderzoek meesturen.

In geval van residu van de reiniging van grond, die is gereinigd overeenkomstig BRL 7500 en SIKB-protocol 7510, door een persoon of instelling die daartoe volgens het Besluit bodemkwaliteit erkend is, moet u standaard een aantal begeleidende documenten meesturen, te weten:

  • een overzicht met de herkomst en status van de ingenomen partijen, waarvan het residu is gestort onder een eventuele voorgaande afgegeven verklaring
  • de hoeveelheid ingenomen verontreinigde grond in tonnen droge stof
  • de hoeveelheid afgevoerd residu gespecificeerd naar verwerker
  • jaarlijks een materialenbalans over de scheidingsinstallatie